Lezing 24 05 08 historisch stadsbestuur
8 mei 2024

prof. dr. Maarten Prak

Historisch stadsbestuur

Lokaal burgerschap als fundament voor democratie

Democratie gedijt bij vertrouwen van de burgers in de overheid. Aan dat vertrouwen schort het tegenwoordig. Kunnen we iets leren van stadsbestuur in vroeger tijd? Dat was de invalshoek van het verhaal dat prof.dr. Maarten Prak, emeritus-hoogleraar van de Universiteit Utrecht, hield over historisch stadsbestuur, met veel voorbeelden uit Deventer waar relatief veel documenten uit vroegere eeuwen bewaard zijn gebleven.

In 1789 vond de Franse Revolutie plaats, een keerpunt in de geschiedenis. Er kwam meer gelijkheid, kiesrecht en identiteit in West-Europa, maar op de lange duur ook bureaucratisering, politieke vervreemding en minder lokale verbondenheid. Een tegenbeweging roept daarom juist nu op tot meer noaberschap.

Het concept van stadsrecht is in Deventer in 877 gestart met een ‘portus’. In 896 komen er immuniteitsrechten en tiendrechten en sinds 1123 is er voor de burgers van de stad vrijstelling van belastingen. Opvallend is dat er nooit een formeel document met stadsrechten van Deventer is gevonden, maar bij het later instellen van stadsrechten in Zwolle werd echter verwezen naar een voorbeelddocument uit Deventer. Het was heel waardevol om in een stad te wonen, en burgerrecht te hebben. Voordelen van het burgerschap was dat ambten beschikbaar waren en dat lidmaatschap van een gilde mogelijk werd. In Deventer is de oudste stadsrekening uit 1337;  daarin worden inwoners genoemd die het burgerrecht verwerven. Sinds 1545 is er onderscheid tussen groot- en kleinburgers; grootburgers mochten de stadsweiden buiten de stad gebruiken.

Stadsbestuurders [ook vóór 1789] voelden zich vertegenwoordigers van de burgers. Er waren dan ook burgerverkiezingen, consultaties, representaties en verzoekschriften vanuit de burgerij. Een soort stedelijk republikanisme. In Deventer waren er 4 raden en 12 schepenen die jaarlijks op 22 februari ‘verkozen’ werden door in totaal 48 door het lot aangewezen gemeenslieden: zes personen per straat uit in totaal acht straten (ofwel buurten) over heel Deventer. Er is in Nederland één schilderij overgebleven van een stedelijk bestuur, dat van 1667 in Deventer, geschilderd door Gerard ter Borch.

In Deventer bestonden zeven gilden; uit de gildenboeken blijkt dat waarschijnlijk meer dan de helft van de burgers lid waren van een gilde. De gilden vormden een ondernemersorganisatie met een belangrijke lobbyrol, ze hadden een sociale taak door hun leden te verzekeren tegen tegenslagen en ze verzorgden vakopleidingen. De sociale zorg werd verzorgd door broederschappen, hospitalen en kerken. Deze zorg werd vaak gefinancierd uit vrijwillige bijdragen of uit het lidmaatschapsgeld van de gilden.

Vrouwen hadden ook burgerrechten, maar deden niet mee aan het stadsbestuur. Ze waren zeer beperkt aanwezig in de gilden en hadden helemaal geen rol in de schutterij (naast de gilden de tweede belangrijke organisatie van burgers in de stad). De belangrijkste rol die vrouwen vervulden in de stad was in de bestuurscolleges van de armenzorg.

In de periode vóór 1789, het jaar van de Franse revolutie, was er al met al sprake van een vorm van democratische praktijk waarin het burgerschap de sleutelrol speelde. Het was misschien meer een oligarchie dan een volledige democratie, maar ook in onze huidige democratie zien we toch vaak dezelfde mensen terugkeren in belangrijke functies. Het burgerschap kan, aldus Prak, met recht als fundament van de democratie worden beschouwd.

De eerste vraag na de pauze ging over het verschil in de 17e eeuw tussen het Rijnlands model [samenleving eerst, met veel overleg) en het Angelsaksische model [zakenleven eerst, met nadruk op individueel belang]. Volgens Prak speelde dit onderscheid in de 17e eeuw geen belangrijke rol. Het kapitalisme zoals we dat sinds de 19e eeuw kennen was er nog niet echt. Besturen leek meer op het Rijnlandse model, dat een geschiedenis van zo’n duizend jaar kent.

De volgende vraag ging over het belang van ‘sociale media’ in de 17e eeuw. De situatie vertoonde volgens Prak wel overeenkomsten met tegenwoordig. De boekdrukkunst speelde een grote rol, maar boeken waren uiteraard wel veel trager dan de huidige social media. Fake nieuws en desinformatie waren er in de 17e eeuw ook, en volgens Prak zelfs heel gebruikelijk. De middelen daarvoor waar wel veel beperkter, maar bijvoorbeeld spotprenten speelden een belangrijke rol in het verspreiden van desinformatie.

De laatste vraag ging over de essentie van de avond: wat kunnen we voor onze huidige democratie nog leren uit de 17e eeuw? Prak was hier duidelijk in: ons huidige concept van gemeenschap, de natie, werkt niet zo goed meer. Aan de ene kant vanwege de grotere rol van het meer anonieme Europa, aan de andere kant de beperkte mogelijkheden van het lokale burgerschap. Er zou eigenlijk een nieuw burgerschap moeten komen met meer herstel van lokale bevoegdheden, uiteraard met voldoende middelen om dit ook succesvol te kunnen doen. De dominante rol van de Rijksoverheid kan dan best wel wat kleiner worden. Het burgerschap dus als fundament voor de democratie.

Moderator Ilse Roelofsen leidde de discussie met verve en duo Vita + Ronald speelde zeer vrolijk makende americana.

Tekst Ynte Schukken, fotografie Huub Eggen.

« bekijk ook de aankondiging van deze avond

« terug naar overzicht terugblikken 2024