in de kroeg
Prof.dr. Britta van Beers
Het ontrafelen van het erfelijke materiaal van de mens, het sleutelen aan complexe moleculen, het verzamelen en kunnen verwerken van enorme gegevensverzamelingen en de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie, vaak in handen van een klein aantal heel grote techbedrijven, gaat razendsnel. Zo snel dat tot voor kort als science fiction beschouwde onderwerpen als het aanpassen van het erfelijke materiaal van ongeboren kinderen, het aansluiten van ons brein op kunstmatige intelligentie of zelfs het overwinnen van de dood in zicht komen en in de Verenigde Staten en Japan (waar dat mag) zelfs al sluipenderwijs experimenteel worden verkend. Een toekomst vol beloften of angstbeelden dient zich aan.
Prof.dr. Britta van Beers, hoogleraar rechten, ethiek en biotechnologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, en specialist in de juridische, ethische en maatschappelijke aspecten van biotechnologie toegepast op mensen, kwam een verhaal houden over deze ontwikkelingen. Biotechnologie is een zogeheten disruptieve technologie. Hij verstoort bestaande verhoudingen en opvattingen omdat er dingen gaan kunnen die nooit eerder mogelijk waren. In dit geval ingrijpen in de mens zelf. De genoemde techbedrijven zijn er enthousiast over, veel mensen kijken er angstig naar, zonder dat ze die angst goed kunnen verwoorden.
In wezen zijn er twee stromingen, zo legde Van Beers uit. De ene stroming benadrukt het ontzag voor het leven zoals het nu is en staat voor collectieve waarden. De andere stroming ziet er ongekende mogelijkheden in om de mens te verbeteren (“We kunnen niet anders dan voor God spelen”, in de woorden van Ronald Dworkin) en staat voor individuele waarden. Deze stroming wordt gekoppeld aan het transhumanisme. Dat ziet de mens als een biologisch onvolmaakt organisme waar met technologie veel aan te verbeteren valt. Het schoolvoorbeeld is hier het ‘bestellen’ van kinderen met gewenste eigenschappen, door ingrijpen in de foetus. Zo’n ongeboren kind heeft daar echter geen zeggenschap in. Het is een van de voorbeelden die laten zien dat de biotechnologie hier botst met de menselijkheid en de menselijke waardigheid, één van de pijlers onder de Universele verklaring van de rechten van de mens. Dat roept de vraag of wat de mens tot een waardig wezen maakt. In juridische termen (en vastgelegd in verdragen) heeft dit twee dimensies. De menselijke waardigheid als respect voor zelfbeschikking en autonomie, en als bescherming tegen dehumanisering, objectivering, instrumentalisering en commercialisering. De uitdaging wordt hoe de menselijke waardigheid en mensenrechten te beschermen.
De boeiende discussie die volgde ging vooral over de vraag wat de mens uniek maakt, over persoonlijke keuzes en verantwoordelijkheden en over grenzen aan wat aanvaardbaar is. Op een vraag uit zaal of Van Beers ook positieve kanten aan de ontwikkelingen zag, reageerde ze laconiek met een ferm “nee”. Daar kwam op de eerste plaats de jurist in haar boven, zo lichtte ze toe, en die gaat altijd uit van het ‘worst case’ scenario.
Dubio verzorgde de live muziek en Almar Otten leidde de discussie.
Tekst en fotografie Huub Eggen, illustratieontwerp Martijn Harleman
« terug naar overzicht terugblikken
« terug naar overzicht terugblikken 2023