in de kroeg
dr. Baudewijntje Kreukels
Een lezing over een moeilijk onderwerp als genderdysforie trekt misschien minder bezoekers dan gemiddeld voor ons Science Café, maar dat wil niet zeggen dat het geen interessante lezing was. Integendeel: de tussen de 90 en 100 bezoekers werden door dr. Baudewijntje Kreukels op de hoogte gebracht van de laatste inzichten op dit gebied, waarbij een behoorlijke dosis hersenonderzoek aan de orde kwam. Dat laatste maakt het instapniveau wel wat hoog, maar niet onneembaar.
Genderdysforie is het verschijnsel dat iemand zich ongelukkig kan voelen met zijn of haar geboortegeslacht. Dr. Kreukels, verbonden aan de afdeling Medische Psychologie en het Kennis- en Zorgcentrum voor Genderdysforie van het VU Medisch Centrum in Amsterdam, legde eerst de verschillen uit tussen (fysieke) sekse, de (ervaren/gevoelde) gender, de (eigen) genderidentiteit en de (maatschappelijke) genderrol. Vooral dat laatste onderscheid is belangrijk omdat ook het maatschappelijke aspect van genderdysforie een niet te onderschatten rol speelt in de problematiek. Werd er niet zo lang geleden nog gesproken van genderidentiteitsstoornis, tegenwoordig noemt met het liever genderdysforie, omdat het woord ‘stoornis’ een ongewenste bijklank heeft. En zelfs het woord dysforie is niet helemaal onomstreden vanwege de negatieve betekenis.
Over waar genderdysforie eigenlijk vandaan komt is altijd veel gespeculeerd. In de laatste jaren is veel onderzoek gedaan aan de biologisch factoren. Uit onderzoek aan de ontwikkeling van de hersenen bij mannen en vrouwen blijkt dat er verschillen zijn tussen beide. Daarbij spelen in bepaalde fasen van de ontwikkeling de geslachtshormonen een belangrijke rol. Als er daarbij iets fout gaat kan het gebeuren dat er een incongruentie ontstaat tussen het geboortegeslacht, dat bepaald wordt door de geslachtschromosomen X en Y, en de genderidentiteit, die bepaald wordt door hoe de hersenen onder invloed van de geslachtshormonen zich ontwikkelen.
De behandeling van genderdysforie is niet voor alle personen gelijk. Gaat het om adolescenten, dan maakt de voortschrijdende geslachtelijke ontwikkeling in genderdysfore personen van de puberteit een heel vervelende periode. Om daar wat aan te doen kunnen puberteitsremmende middelen worden ingezet. Daarmee wordt de lijdensdruk van genderdysforie tijdens de puberteit tegengegaan totdat de persoon in een latere fase de druk niet of minder zal voelen. Bij volwassenen met blijvende genderdysforie (wat met psychologisch onderzoek kan worden vastgesteld) kan een geslachtsaanpassend traject worden ingegaan.
De pauze werd opgeluisterd door Enrico Berretta, die ook vooraf de sfeer al had verhoogd. De aard van de vragen na de pauze, onder leiding van James van Lidth de Jeude, gaf aan dat het onderwerp goed begrepen was door de zaal. De biologische achtergrond kwam aan de orde in vragen over geslachtsbepalende koninginnengelei bij bijen, en over het voorkomen van afwijkend gendergerelateerd gedrag bij dieren. Ook psychologische en cultuurgebonden aspecten werden aan de orde gesteld. En het verband met botontkalking, dat in de aankondiging werd genoemd? Dit schijnbaar vreemde verband is achteraf helemaal niet zo eigenaardig: hormoonbehandelingen in de puberteit kunnen een grote invloed hebben op de groei en opbouw van botweefsel, vandaar dat dit een belangrijke factor is waarmee rekening moet worden gehouden.
Tekst Peter van Diest, fotografie Huub Eggen.