14 februari 2018: Huub Eggen
Blik van boven: Nederland in de ruimte


Blik van boven: Nederland in de ruimte

In de sterrenkunde is Nederland een bijzonder land. In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog was het in Amerika een gevleugelde uitdrukking dat Nederland tulpen, kaas en astronomen exporteerde. In ons zonnestelsel zijn twee gebieden naar Nederlandse onderzoekers genoemd: de Kuipergordel en de Oortwolk. Geen enkel ander land in de wereld heeft dat ooit gepresteerd. Ook in het wetenschappelijke ruimte-onderzoek dat precies 60 jaar geleden begon heeft ons land een uitstekende naam opgebouwd. Die faam is gebaseerd op geweldig goede onderzoekers en excellente instrumentbouwers, want ruimte-onderzoek is voor een groot deel geavanceerde technologie. Instrumenten in satellieten moeten licht zijn, want elke kilo de ruimte inschieten kost een hoop brandstof. De instrumenten moeten ook compact zijn, want om dezelfde reden moeten satellieten zo klein mogelijk zijn. Ze moeten bestand zijn tegen extreme omstandigheden als grote temperatuursverschillen, luchtledigheid en straling. De instrumenten moeten het gewoon doen, want als er iets stuk gaat kun je niet naar je satelliet toe om die te repareren. En de ontwerpen moeten slim zijn, want in de ruimte ga je nu net dingen meten die vanaf de aarde niet mogelijk zijn.

Huub Eggen zal in zijn lezing vertellen hoe Nederland zijn plaats in de ruimte veroverde – van de eerste raketlanceringen in Suriname in de jaren 60 tot het afgelopen najaar gelanceerde instrument TROPOMI, het meest geavanceerde apparaat ooit om vervuiling van de dampkring te meten, en een instrument voor radiosterrenkunde dat in mei aanstaande meegaat met een Chinese ruimtesonde die op de achterkant van de Maan moet landen. De omstandigheden in de ruimte zijn extreem, maar er zijn ook prachtige dingen te zien, zoals uit het beeldmateriaal bij zijn lezing zal blijken.

Tekst: Huub Eggen, illustratieontwerp Martijn Harleman