13 november 2013: Petran KockelKoren / Driessens & Verstappen
Points of View

In 1917 publiceerde de Schotse bioloog D’Arcy Wentworth Thompson, pionier op het gebied van de wiskundige benadering van de biologie, een boek getiteld “On Growth and Form”. Hierin beschreef hij onder andere hoe relatief simpele natuurkundige processen en wiskundige principes ten grondslag liggen aan veel interessante biologische vormen en patronen, zoals de spiraalvormige schelp van de nautilus en het strepenpatroon van de zebra. De wetenschapper Thompson had zich laten inspireren door de kunstenaar Albrecht Dürer, en het is daarom niet verwonderlijk dat Thompsons boek op zijn beurt weer diverse kunstenaars inspireerde.
Deze wederzijdse kruisbestuiving van wetenschap en kunst kreeg in de Bergkerk een nieuwe impuls met de lezing van het Science Café, over de relatie tussen deze menselijke activiteiten. In het kader van de toekenning van de jaarlijkse Kunst+Techniek-prijs van Witteveen+Bos, dit jaar aan het Amsterdamse kunstenaarsduo Driessens & Verstappen, spraken Petran Kockelkoren, filosoof en emeritus-hoogleraar Kunst en Technologie van de Universiteit Twente, en de kunstenaars Maria Verstappen en Erwin Driessens zelf.
Kockelkoren hield een interessant betoog over de ontwikkeling van het zelfbeeld van de mens als functie van de zich eveneens in de tijd ontwikkelende kennis en techniek. Zo werd in de Renaissance het centraal perspectief in de schilderkunst geïntroduceerd, wat leidde tot een andere rol van de mens in zijn omgeving, nl. die van toeschouwer i.p.v. deelnemer. Diezelfde rol van toeschouwer werd ook toegedicht aan het bewustzijn, dat werd voorgesteld als een homunculus, een klein mensje, in het zogenoemde Cartesische theater in het hoofd, waar alle zintuiglijke indrukken werden gedacht samen te komen.
De latere introductie van de fotografie en film leidde tot weer nieuwe metaforen, zoals het idee van de flashback, en van je leven dat je als een film aan je voorbij ziet trekken in angstige momenten. Maar in alle gevallen stond het begrip van het authentieke, creatieve “zelf” centraal. Kockelkoren vertelde dat kunstenaars op een gegeven moment een andere weg insloegen, waarbij ze dat begrip loslieten en geen kunst meer “maken” maar “laten gebeuren”, en als het ware “out of control” zijn.
Na Kockelkoren betraden Maria Verstappen en Erwin Driessens het podium. Driessens bediende de presentatie van de beelden terwijl Verstappen vertelde over de zoektocht van het duo naar mogelijkheden om kunstwerken vanzelf te laten ontstaan. Daarbij lieten ze zich inspireren door zelforganiserende processen in de ons omringende natuur. Een belangrijk aspect van hun werk is het observeren en vastleggen van deze processen, maar ook het in gang zetten van vergelijkbare, zelfbedachte processen waarbij het toeval een belangrijke rol speelt, en waarbij niet een eindresultaat nagestreefd wordt, maar het veranderingsproces zelf de esthetische ervaring vormt. Desondanks omvat hun werk wel degelijk eindproducten, zoals de grillige vormen die hun Accretor oplevert door een soort van kunstmatig kristallisatieproces, gestuurd door strikte fictieve wetmatigheden, die zelf door toeval worden bepaald. Een ander eindproduct dat de ruimte in de Bergkerk sierde was een driedimensionale weergave van diezelfde ruimte, gezien door Solid Spaces, een kunstmatig oog, en uitgeprint met een 3D-printer. Het idee hierachter is dat de machine niet interpreteert wat hij ziet, en niet, zoals de menselijke hersenen wel doen, ontbrekende informatie zelf invult.
In de pauze bespeelde Ton Zwartkruis het orgel van de Bergkerk, zoals hij dat ook had gedaan voor aanvang van de lezing. De bezoekers van het Science Café namen de gelegenheid te baat om de verschillende kunstwerken van Driessens & Verstappen te bewonderen. En nadat iedereen weer was gaan zitten leidde James van Lidth de Jeude de discussie. Wat overigens niet mee viel, want er ontstond een vrij uitgebreid gesprek tussen Kockelkoren en het kunstenaarsduo over de vraag of Solid Spaces nu een kritiek is op de Cartesiaanse waarnemer is of juist een omarming ervan. Driessens omschreef het als een vehikel voor het denken over wat kijken eigenlijk is. De vragen van het publiek sloten aan bij het brede spectrum van onderwerpen die in de lezing aan de orde waren geweest, van de genoemde homunculus, Cartesische stelsels versus sferische, Arti et Amicitiae, tot robots en John Horton Conway’s Game of Life. Je zou er een boek mee kunnen vullen, en je vraagt je af bij welk Science Café D’Arcy Thompson moet zijn geweest om zijn meesterwerk te produceren.
Tekst Peter van Diest, fotografie Huub Eggen.
(Zie ook de aankondiging van deze lezing.)