11 september 2013: Koos Biesmeijer
Bye bye bij? De bijensterfte nader bekeken

Het Science Café gonsde van bedrijvigheid toen de lezing van Koos Biesmeijer over bijen op het punt stond te beginnen. De technische jongens van het Burgerweeshuis waren druk doende het geluid in orde te krijgen, de dames achter de bar bedienden het dorstige deel van het publiek, en imkers dansten achtjes door de zaal, informatie uitdelend over imkerij. Er waren ook mensen van het Bijenlint Deventer die bloembollen verkochten, met het achterliggende idee om ervoor te zorgen dat de bijen al vroeg in het seizoen bij krokussen terecht kunnen voor hun dagelijkse portie nectar.
Hoeveel bijensoorten zijn er eigenlijk? Na een korte inleiding, onder andere over Nobelprijswinnaar Karl von Frisch, de ontdekker van de bijendans, vroeg Biesmeijer het publiek of het wist hoeveel bijensoorten we hebben in Nederland. Iemand riep nog “solitaire of honingbijen?” maar dat mocht niet baten, de getallen die geroepen werden liepen uiteen van tweehonderd tot tweeduizend. Biesmeijer verklapte dat er in de wereld zo’n 25.000 bijensoorten zijn, waarvan er in Nederland ongeveer 358 voorkomen. Het kunnen er meer of minder zijn, zo legde hij uit, want het is moeilijk te bepalen wanneer een soort verdwenen is of zich juist heeft gevestigd. Hij gaf ook terloops aan dat als Nederland een Frans klimaat krijgt zich meer soorten zullen aandienen, waarmee hij klimaatverandering min of meer diskwalificeerde als oorzaak voor de bijensterfte. Om de aantallen nog iets dichter bij huis te brengen haalde hij onderzoekers aan die 103 soorten wilde bijen hebben geïnventariseerd in Deventer. De gegevens over de toestand van bijen komt in Nederland overigens vaak van amateurs, of “pro-am’s”, zoals hij ze noemt. Deze niet-professionele amateurs hebben vaak heel veel kennis over het onderwerp en zijn van grote waarde voor professionals.
Biesmeijer wilde aanvankelijk zijn lezing interactief opzetten, met vragen van het publiek tussendoor, maar dat liep een beetje uit de hand en uiteindelijk waren het bezoekers zelf die voorstelden om vragen te bewaren voor na de pauze.
Een van de redenen waarom bijensterfte in de schijnwerpers staat is de zorg over het onvoldoende bestuiven van fruitdragers. Biesmeijer gaf aan dat de berichtgeving hierover soms voor verwarring kan zorgen. Zo liet hij een bericht zien waarin een imker uit Noord-Ierland werd geciteerd die door elkaar uitspraken deed over de situatie van enerzijds honingbijen en anderzijds wilde bijen, waardoor het voor het grote publiek niet duidelijk wordt wat er nou precies aan de hand is.
In de discussie over de oorzaken worden onder andere de neonicotinoïden genoemd, een groep insecticiden die het zenuwstelsel van insecten aantast. Deze zijn in geringe hoeveelheden niet altijd dodelijk voor de bij maar hebben wel negatieve effecten op de gezondheid van de kolonie als geheel. En als het aantal kolonies vermindert wordt er dus minder bestoven, en ook minder goed. Niet de hele mensheid is in gevaar maar er zijn wel grote economische belangen in het geding. Als voorbeeld noemde Biesmeijer de amandelteelt in Californië, waar in een hele vallei uitsluitend amandelbomen staan die bestoven moeten worden door uit de hele wereld aangevoerde bijenkolonies. Als er dan veel kolonies sterven schiet de prijs van de amandelen door het plafond.
Een belangrijk deel van de oplossing is volgens Biesmeijer dat we ervoor moeten zorgen dat er een gezonde biotoop blijft bestaan, met meer biodiversiteit voor bijen en andere bestuivers. Hij noemt dat een Bed & Breakfast voor bijen.
Na de pauze vroeg discussieleider James van Lidth de Jeude als eerste een applausje voor de Deventer imkervereniging, die niet alleen honderd jaar bestaat maar zich sinds kort ook “Koninklijk” mag noemen. De voorzitter van diezelfde vereniging vroeg zich af even later hoe het kwam dat tegenwoordig de stad de beste biotoop lijkt te zijn voor bijen. Biesmeijer antwoordde dat dit uit correlatieve studies inderdaad naar voren komt maar dat het heel moeilijk is om correlaties op hun waarde te schatten. Een correlatie is nog geen causaal verband. Om dat laatste te bepalen is altijd meer onderzoek nodig.
Over onderzoek gesproken, het belang daarvan werd door een vragenstelster in twijfel getrokken. Dat een bij beter op honing de winter door komt dan op suikerwater leek haar een kwestie van gezond verstand. Merkwaardig genoeg haalde ze daarvoor wel onderzoek aan, iets wat Biesmeijer niet ontging. Maar hij gaf wel toe dat veel van de kennis over bijen afkomstig is van de waarnemingen van imkers uit de praktijk.
Een wel zeer bezorgde toehoorder stelde onomwonden dat het ecosysteem op het punt staat in te storten. Biesmeijer liet als reactie weten dat zich bij Naturalis vele onderzoekers bezig houden met biodiversiteit en dat het belang daarvan zeker niet onderschat wordt.
Al met al was het een bewogen en interessant begin van de nieuwe lezingencyclus in het Science Café. De Holy Beggars hadden helaas verstek laten gaan maar gelukkig werd Jeroen Kant die later op de avond in het café van het Burgerweeshuis zou optreden bereid gevonden ook bij het Science Café bij te dragen aan de sfeer.
Op 13 en 15 september vertoonde Filmhuis De Keizer de documentaire “More than honey”, door Biesmeijer geprezen om zijn evenwichtige benadering van het bijensterfteprobleem. Beide vertoningen werden relatief goed bezocht.
Tekst Peter van Diest, fotografie Huub Eggen.
(Zie ook de aankondiging van deze lezing.)